Martin Pikaart [1]
Recent betoogde Saskia Boumans –beleidsadviseur bij FNV- in ESB dat het afsluiten van cao’s een verdienmodel is geworden. Zij stelt dit zonder onderbouwing. Haar voorstel aangaande vakbondsfinanciering komt er impliciet op neer dat FNV de vakbondsgelden onder alle vakbonden gaat verdelen. Dit voorstel ontbeert wederom onderbouwing en is impertinent.
- De aanwezigheid van een verdienmodel als probleem bij bonden is niet aangetoond.
- De financiering van bonden via de FNV laten lopen is een impertinent idee.
Onafhankelijke vakbonden die met werkgevers(organisaties) tot evenwichtige cao-afspraken komen zijn een groot goed. Niet voor niets zijn hier door de ILO -dus in internationaal verband- veel afspraken over gemaakt, en heeft Nederland die allemaal geratificeerd. In Nederland daalt de organisatiegraad van vakbonden al zeker sinds de jaren zestig. Volgens de officiële cijfers is nog ca 15% van de werknemers lid. Mogelijk ligt het werkelijke cijfer aanzienlijk lager doordat gepensioneerde of werkeloze leden nog meegerekend worden. Die organisatiegraad is bovendien zeer scheef verdeeld over sectoren, bedrijven en beroepsgroepen. Naast de piloten, die een organisatiegraad kennen van bijna 100%, zijn er hele sectoren waar die eerder rond de 1% zit. Denk hierbij aan de supermarkten met hun werkende scholieren, de horeca, de uitzendsector met zijn talloze korte baantjes voor mensen die vaak het Nederlands niet machtig zijn.
Dalende ledenaantallen zetten de contributie-inkomsten van bonden onder druk, waardoor die werkgevers aanspraken om financieel bij te dragen. In de jaren zestig hebben FNV, CNV en AWVN hierover afspraken gemaakt; het zogenaamde vakbondstientje. In de meest gangbare vorm stort een werkgever die met deze bonden een cao sluit deze gelden in het FIB, het Fonds Industriële Bonden. Dit is een particuliere stichting bestuurd door FNV en CNV, die onderling het geld verdelen, op basis van ledenaantallen. Boumans eerste voorstel komt er impliciet op neer dat deze regeling “wordt opengesteld” voor andere bonden. De regeling is overigens enige tijd ‘opengesteld’ geweest voor vakbond De Unie. Uit haar artikel is op te maken dat álle werkgeversbijdragen via dit fonds zouden moeten lopen, waarbij het bestuur dan aan àlle betrokken vakbonden uitbetaalt, en wel naar ledenaantal.
Dit voorstel is klaarblijkelijk gericht aan Boumans’ werkgever FNV (en CNV). Onduidelijk is waarom zij haar voorstel niet gewoon intern aan het FNV-bestuur richt en in plaats daarvan een landelijk medium zoekt. Hoe dan ook, andere bonden zullen weinig interesse hebben in de ‘opengestelde regeling’ vanuit een door FNV (en CNV) bestuurd orgaan. De Unie is in elk geval recent uit de regeling gestapt (Wirtz, 2023). Waarom wordt niet vermeld. Maar wellicht speelt mee dat het FIB-bestuur heeft besloten, dat als De Unie een keer de cao niet tekent, De Unie direct geen geld meer krijgt, terwijl als FNV of CNV een keer niet meetekent, dit pas na vier jaar consequenties heeft voor hun bijdrage (FIB, 2017, p.12). Boumans’ voorstel komt er dus op neer dat de FNV (samen met CNV) de vakbondsgelden voor alle bonden gaat verdelen, een impertinent idee, waarmee zij de verdenking op zich laadt de belangen van haar werkgever te willen behartigen.
Over welk verdienmodel hebben we het?
Boumans poneert diverse niet onderbouwde stellingen. Bijvoorbeeld dat het afsluiten van cao’s een verdienmodel is geworden, dat dit een lucratieve bezigheid is voor bonden, of dat ”steeds vaker het geluid klinkt” dat een cao gekocht is. Wie er dan precies aan verdienen en hoe, maakt Boumans niet duidelijk. Een vakbond is een vereniging waarbij normaliter bestuurders en andere werknemers in dienst zijn, aandeelhouders zijn er evident niet. Het verdiende geld gaat dan waarschijnlijk naar de werknemers in dienst van de vakbond? [2]
Ook stelt Boumans dat “in 2015, bij het afsluiten van de grootste cao in de detailhandel, er 2,5 miljoen euro verdeeld kon worden tussen de ondertekenende vakbonden”. Boumans geeft niet aan waar zij die 2,5 miljoen euro vandaan heeft, maar aangezien dit het enige concrete tussen bonden te verdelen bedrag is dat zij noemt, lijkt het nuttig de casus detailhandel in detail te bekijken. Voor 2015 heette de bijbehorende cao Fashion & Sport, vanaf 2015 heet de cao (vanwege een uitbreiding van de werkingssfeer) Fashion, Sport & Lifestyle, met gelijknamige Sociale Fondsen. Het zijn deze fondsen die de subsidiebijdragen toekennen en betalen. De bedragen, uit de desbetreffende jaarverslagen, staan in tabel 1.
SF Fashion & Sport, 2013 | ||
SF Fashion, Sport & Lifestyle, 2016 [3] | ||
FNV | €885.651 | n.v.t. |
CNV | €189.699 | n.v.t. |
De Unie | €173.324 | €276.936 |
AVV | n.v.t. | €201.702 |
Subtotaal rechtstreeks aan bonden | €1.248.674 | €478.638 |
FHKN | €213.119 | n.v.t. |
Subtotaal aan door bonden bestuurde organen | €1.461.793 | €478.638 |
Paritair Georganiseerd Overleg | €73.153 | n.v.t. |
Branche Bureau Mode | €2.936.733 | n.v.t. |
Subtotaal aan paritaire organen | €3.009.886 | €0 |
Tabel 1 Toegekende bedragen uit het sociale fonds in de detailhandel in 2013 en 2016
FHKN was (in 2013) een werknemersvereniging bestuurd door FNV, CNV en de Unie. Standaard is dat van daaruit de verdeling over bonden die van de onderliggende cao weerspiegelt. Paritair is polderjargon voor ‘gezamenlijk bestuurd door werkgevers en vakbonden’. Standaard is dat vanuit paritaire organen evenveel geld vloeit naar werkgevers als naar bonden. Met deze standaard aannamen, zou er in 2013 in totaal €2,97 miljoen direct of indirect aan vakbonden zijn toegekend[4]. Een voordehand liggende gok is dat ook daarvan 71%, zijnde €2,1 miljoen, aan de FNV is toegekend.
Hoe anders is dat in 2016. De werkingssfeer van de cao is dan uitgebreid waardoor er meer bedrijven en werknemers onder vallen, en er dus meer werk te doen is. FNV is geen cao-partij meer en AVV is toegetreden tot de cao. Het paritaire orgaan Branche Bureau Mode is dan opgeheven. FHKN en “paritair georganiseerd overleg” ontvangen geen subsidie meer. Het totaal aan subsidies toegekend aan bonden en paritaire organen waar die bonden zitting in hebben, is met 84% gedaald. Als er al sprake is van ontwikkelingen in het veronderstelde verdienmodel van vakbonden, lijkt hier eerder sprake van het stopzetten van een verdienmodel. Het verwachte enthousiasme van Boumans hierover blijft echter uit, waarmee wederom belangen van haar werkgever een rol lijken te spelen.
Als Boumans blijkbaar de uit sectorfondsen aan vakbonden toegekende bedragen als verdienmodel ziet, raad ik haar aan eens naar de jaarverslagen van de fondsen in de bouw en de metaal te kijken. Daar ontvangen de bonden, waaronder FNV, aanzienlijk hogere bedragen dan in de detailhandel. Als het afsluiten van een cao dan al een verdienmodel is, dan lijkt FNV de partij te zijn die er het meeste aan verdient.
Boumans meldt daarnaast dat FNV “steeds vaker tegenover minivakbonden als (…) AVV in het cao-overleg en in de rechtszaal staat”. Mij is geen enkele (!) rechtszaak bekend waar FNV en AVV tegenover elkaar staan, cq hebben gestaan. Maar ik zie graag het overzicht van Boumans tegemoet waaruit dan deze blijkbaar gestaag groeiende toename in rechtszaken zou moeten blijken.
“Experimenteren met alternatieven” juist door FNV gefaciliteerd
Boumans geeft voorbeelden waaruit zou moeten blijken hoe ernstig het is dat werkgevers “in hun zoektocht naar een continue verlaging van arbeidskosten zijn (…) gaan experimenteren met alternatieven”. Als voorbeelden noemt Boumans onder meer payrolling en contracting, waaronder uitzenden (de andere voorbeelden die zij noemt, zoals de inzet van zelfstandigen of van apps, hebben niets met cao’s te maken). Zij vergeet te vermelden dat al deze uitzonderingen op het vaste contract überhaupt eerst wettelijk mogelijk gemaakt zijn met het tussen VNO-NCW en FNV uitonderhandelde Flexakkoord (Borstlap, 2024, p. 21). Dit akkoord beoogt expliciet een “palet aan arbeidscontractvormen” te laten ontstaan met “voor iedere vorm een eigen evenwicht tussen flexibiliteit en evenwicht” (StvdA, 1996). Vervolgens zijn al deze varianten ook nog eens salonfähig gemaakt door de opeenvolgende sectorale payroll cao’s met FNV en CNV, door de opeenvolgende sectorale uitzend-cao’s met FNV en CNV en door de (ondernemings)contracting cao met CNV. FNV heeft de alternatieven derhalve bewust zelf mogelijk gemaakt en bovendien meegewerkt in het experimenteren ermee.
Zet grondwet niet opzij om een fictief probleem op te lossen
Het is een grondrecht van werknemers om zich te verenigen in een vakbond, desnoods één die zij zelf hebben opgericht. Boumans’ voorstel om de financiering via een FNV-orgaan te laten lopen zou het nog onaantrekkelijker maken een vakbond op te richten. Boumans miskent dat bijna elke vakbond is begonnen als “mini-vakbond”. In een polderklimaat waar al zestig jaar de ledenaantallen dalen, waar de term vakbond bij de meeste mensen beelden oproept van oude mannen met onbetaalde VUT-regelingen en goudgerand eindloonpensioen, is het oprichten van een nieuwe vakbond en het op die manier meepraten over arbeidsverhoudingen al een hele toer. Het is bepaald niet zo dat nieuwe algemene, landelijk opererende vakbonden de laatste halve eeuw als paddenstoelen uit de grond schieten en overeind blijven, integendeel. Om werknemers grondrechten te ontnemen zoals Boumans wil, moet ze met betere argumenten komen dan schijnargumenten als niet bestaande rechtszaken en verdienmodellen.
Literatuur
- Borstlap, H. et al. Commissie Regulering van werk (2021) In wat voor land willen wij werken?
- Boumans, S. FNV (2024) CAO als verdienmodel slaat arbeidsverhoudingen uit het lood. ESB, 2024 (30 juli), 2-4.
- FIB (2017) Financieel verslag Stichting Fonds Industriële Bonden 2017.
- Stichting van de Arbeid (1996) Nota Flexibiliteit en zekerheid.
- Wirtz, M. (2023) AWVN , Werkgeversbijdrageregeling (2023) verlengd met CNV en FNV. Nieuwsbericht op www.awvn.nl, 13 januari.
[1] AVV heeft dit artikel als reactie aan ESB aangeboden, maar ESB wilde het niet plaatsen.
[2] Waarbij opgemerkt zij, dat een senior FNV-bestuurder bijna 25% meer verdient per uur dan een senior CNV-bestuurder.
[3] Het Sociaal Fonds Fashion & Sport is kort na 2015 opgeheven. Diens opvolger is het Sociaal Fonds Fashion, Sport & Lifestyle, opgericht op 7 juli 2015. Voor een goede vergelijking is hier gekozen voor 2016.